De levensloop van de seksualiteit is een proces dat voortdurend veranderd. Die seksuele ontwikkeling evolueert levenslang, is gebonden aan de context waarin we ons bevinden en wordt beïnvloed door veranderingen. Zo zal iemand die seksueel misbruikt wordt, een andere ontwikkeling ondergaan dan iemand ie niet misbruikt wordt. Daarnaast beïnvloeden biologische, psychologische, sociale en culturele kenmerken deze ontwikkeling.
De ontwikkeling van de genderidentiteit
Tijdens de kindertijd ontwikkelen zich seksuele gerelateerde zaken die we kunnen onderverdelen in drie domeinen: genderidentiteit, het vermogen om relaties aan te gaan en de responsiviteit. De kindertijd kunnen we in vier leeftijdscategorieën onderscheiden:
- baby – 0-1 jaar
- peuter – 1-3 jaar
- kleuter – 3-6jaar
- preadolescentie – 6-12 jaar
De genderidentiteit ontwikkelt zich voor de geboorte. Baby’s kunnen in hun eerste levensjaar een onderscheid maken tussen het uiterlijk van ‘man’ en ‘vrouw’. Echter zijn baby’s nog niet in staat om te begrijpen wat het inhoudt om een man of vrouw te zijn en kunnen ze voor zichzelf niet uitmaken tot welke gender zij behoren.
Baby’s zullen gedrag vertonen dat wij als volwassenen kenmerken met seksualiteit: exploratie van de genitaliën. Denk aan de reflexmatige erectie bij jongens. Peuters kunnen daarentegen wel een duidelijk onderscheid maken tussen de mannelijke en vrouwelijke geslachtsdelen. Peuters zullen de geslachtsdelen vaker aanraken (exploratie) of hun genitale zone ergens tegenaan wrijven.
Vanaf de tweede levensjaar neemt de interesse in het lichaam toe. Het welbekend spelletje ‘doktertje’ spelen is veelvoorkomend tijdens deze levensfase. Ze observeren en raken de geslachtsdelen van anderen aan, zoenen en imiteren geslachtsgemeenschap. Naarmate het kind ouder wordt, leert men dat een dergelijk gedrag niet in het openbaar thuishoort. Op die manier leren ze wat sociale en culturele waarden en normen inhouden. Kinderen tussen de 6 en 12 jaar zullen meer seksueel gedrag vertonen zoals verliefdheid, schaamte, fysieke intimiteit en emoties rond seksuele activiteit.
De adolescentie (12-25 jaar)
Tijdens de adolescentie neemt de seksuele ontwikkeling sterk toe. Algemeen kunnen we de seksuele ontwikkeling in de adolescentiefase als volgt indelen.
12-13 jaar
Tijdens deze leeftijdsfase zorgen hormonale veranderingen voor lichamelijke veranderingen. Het seksueel gedrag beperkt zich meestal tot oraal contact: (tong)zoenen, kussen, zuigplekken. Ook strelen en voelen onder de kleren kunnen voorkomen.
14-15 jaar
In deze leeftijdscategorie hebben de meeste kinderen nog geen ervaring met verdergaande vormen van seks. Toch kunnen we volgens onderzoek vaststellen dat 1 op de 5 jongens en meisjes wel al ervaring heeft met naakt vrijen.
16-17 jaar
De meeste jongens en meisjes uit deze leeftijdscategorie exploreren verder met vrijen en het aangaan van relaties. Meisjes hebben op deze leeftijd meer ervaring dan jongens.
18-25 jaar
Jongeren krijgen op hun 18de meer de behoefte om een (kortstondige) relatie aan te gaan. Het karakter van de partner krijgt een belangrijkere plaats en er wordt verder geëxploreerd.
De volwassenheid (25-55 jaar)
Tijdens deze levensfase wordt er meer belang gehecht aan monogamie, een vaste partner, het huwelijk en samenwonen. Het is in deze leeftijdscategorie dat zowel mannen als vrouwen de verschillende levensstijlen ontdekken zoals losse relaties, niet-monogame relaties, het vrijgezellenleven, enzovoort.
Volwassenen leren het ontwikkelingspatroon om een relatie aan te gaan en ondervinden dat elke fase in een relatie bestaat uit nieuwe uitdagingen. Zo zullen volwassenen een onderscheid maken tussen verliefdheiden liefde. Daarnaast ervaren zij dat elke overgang gepaard gaat met frustraties en spanningen. Ze worden gewezen op hen zelf oplossend vermogen en leren ook dat relaties kunnen beëindigen.
Verder worden er in de volwassenheid toekomstplannen gemaakt en wordt er gesproken of er wel of geen kinderwens aanwezig is. Ook de seksuele frequentie is onderhevig aan verandering. In het begin van de relatie kan die frequentie dagelijks plaatsvinden, terwijl koppels die al geruime tijd samen zijn, minder behoefte hebben aan dagelijkse seksuele activiteit.
Seks op oudere leeftijd
Vanaf de leeftijd van 75 neemt de behoefte aan seksualiteit af ten gevolge van de gezondheid, geestelijkwelzijn of zelfs het verliezen (sterfte) van de partner. Dit betekent niet dat de seksualiteit niet meer kan ontwikkelen. Bij vrouwen treden er heel wat lichamelijke veranderingen op. De baarmoeder wordt minder flexibel, het vaginale vocht verminderd en de gevoeligheid van de clitoris neemt af.
Bij mannen neemt het testosterongehalte af. De erectie neemt af in lengte, sterkte en duurte. In sommige gevallen blijft de erectie volledig uit. Het voorvocht en de zaadlozing is minder volumineus en het orgasme is minder intens. Ook problemen aan de prostaat zijn niet ongewoon waardoor de ‘zin’ in seks afneemt.
Conclusie
De ontwikkeling van seksualiteit is een proces dat vanaf de geboorte begint. Deze ontwikkeling is onderhevig gedurende de volledige levensloop en worden beïnvloed door sociale relaties en culturele situaties die we als individu aanvaarden tijdens de levensfase. Die ontwikkeling oefent een grote invloed uit op de seksuele identiteit en de houding ten opzichte van seksueel gedrag. Desondanks dat er gelijkenissen kunnen gevonden worden in de levensfase, is er een grote variëteit in de seksuele identiteit, de houding ten opzichte van seksualiteit en het seksueel gedrag. Deze grote diversiteit draagt bij aan een rijke en uiteenlopende samenleving die we als individu op een eigen manier een betekenis toekennen.